Gedichten

Ik wil maar zeggen

langs de romantische aanrijdroute
waar Paulus Potterkoeien
kauwen op gras uit een van Goghveld
neem ik je mee

 dit is wel mijn beste mooi

doordeweeks in mijn eigen stad
herinneringen en verfstreken
opgedroogd in werkelijk gras, nat
als de koeien ondersteboven
in de hoge sloot

zie je wel

een klaver en een bij maken een veld
voor Emily  Dickinson is dat genoeg
voor mij voldoet de koe
een koe en een sloot
ze maken de wei voor mij

binnen de ring van Amsterdam

Je kunt komen nu

Ik heb punaises door de vogeltjes geprikt
de kastjes zijn gepimpt met bordverfblauw

heb nog vanmorgen de tuin erop gewezen
dat je een voorkeur hebt voor zomerjurken

heb urenlang gewikt over mijn eigen kleren
tot op de hurken, de buik, mijn elfendertigste

de kou heb ik de hoeken uit gedreven
met slepende viool en drank in de bonbons

het wachten is alleen nog maar op jou
met vrees in de koelkast achter de tompoezen

Sicilië 2013

Ook nat kun je zien dat ze gepoetst zijn
onderhouden en klaar voor de reis
met zwartgeverfde touwtjes voor veters
de rechter iets beter gelukt, maar afijn

Het stof van de tocht is er afgespoeld
zolen, iets dunner nu, hebben voldaan
aan verwachtingen van een vader en moeder
stappers, netjes bedoeld en heel gebleven

Iemand heeft je voeten gezocht
dun steken ze uit vanonder een laken
de schoenen er niet overheen willen schuiven
te drogen gezet in het warme zand

De soorten

Ook dood kan een mens alleen zijn
pas gevonden op het blauwe zeil
in een koude keuken na aanhoudend
gemauw van een kat die honger heeft

dan wordt een eenvoudige kist getimmerd
een kippenvleugel aan de kat gevoerd
Een gat gegraven en een dichter gebeld

Maar als de soorten zelf het leven laten
katten, dichters, kippen,
de mannen die de gaten graven

dan blijft zelfs het blauw ongezien
de kou niet gevoeld. Planken kunnen
bomen blijven, niemand hakt ze om

Ijstijd 2016

Er is sprake van een lenteoffensief
dat lichtzinnig ledematen strooit
over de daken van Kaboel

Het wil maar niet zomeren

Vissers zien bleke bloemen dobberen
op de golven voor Lampedusa
zwevend in een lage mist
ze slaan een kruis en werpen netten uit

De vogeltrek stopt nu in Macedonie
waar vleugels blijven haken aan een hek
drogend in de wind
boven een modderig veld met tenten

ooit was de wereld een sneeuwbal
zeggen ze

en dat de opwarming van de aarde
alles koud maakt

Ik schrijf je terug

en pen je botten aan elkaar
in een soepele alinea
brief ik de slinger uit je rug
terwijl ik de stok uit je handen sla

Ik schrijf je op me af gelopen
niet langer over dat looprek gebogen
en snel als mijn herinnerde moeder
vul ik je tong met vileine klinkers
vertrouw je peperscherpte

met de punt van mijn pen
schrijf ik je hand terug in mijn nek
die me op mijn plek en benen houdt
zo blijf ik staande zonder jou

Schrijf je me terug?